Minister Dijsselbloem deed dit weekend een dappere poging om het komende opkoopprogramma van de ECB voor de Nederlandse bühne aan te prijzen. “Hoewel de rente met het opkopen van staatspapier nauwelijks verder omlaag kan, worden de balansen van banken zo wel door de ECB opgeschoond”, zo viel zaterdag op de voorpagina van het Financieele Dagblad te lezen. Niet alleen de zuidelijke landen, maar ook Nederland zou daarmee baat hebben bij kwantitatieve verruiming (QE).
With friends like that, who needs enemies zouden de Engelsen zeggen. Alsof de banken hulp van de ECB nodig zouden hebben om een deel van hun obligaties van de hand te doen. De rally die de obligatiemarkt het afgelopen jaar heeft laten zien, geeft aan dat het aan koopinteresse niet ontbreekt. Het is de vrije keuze van de banken om niet-productieve obligaties aan te houden, in plaats van te investeren en bedrijven te financieren. Het aankoopprogramma van de ECB zal hier niet veel aan veranderen, en hoe het dus tot het ‘opschonen’ van bankenbalans leidt is onduidelijk.
Voor de Nederlandse financiële sector als geheel is kwantitatieve verruiming zeker geen pluspunt. Door het verschil van de kortlopende en langlopende rente steeds kleiner te maken, wordt de traditionele winstbron voor de bankensector alleen maar verder aangetast, terwijl pensioenfondsen alleen bij de gratie van geknutselde rekenrentes zonder extra korten verder kunnen gaan.
Zinnige argumenten? Succes!
Het is natuurlijk ook niet gemakkelijk om bij de huidige ultra-lage kapitaalmarktrentes nog met enigszins zinnige argumenten te komen om een opkoopprogramma aan te prijzen. Lagere kapitaalmarktrente? Hadden we al. Liquiditeit? Geen gebrek aan. Impuls voor de financiële sector? In Italië wellicht, maar in Nederland met zijn grote pensioenpot zeker niet.
Eigenlijk zijn er maar twee valide argumenten die voor een verruimingsprogramma pleiten. De eerste is dat het een bevestiging is dat de ECB er inderdaad alles aan doet om de economie weer nieuw leven in te blazen, wat het vertrouwen en sentiment positief kan beïnvloeden. Let wel: kan. Het tweede argument is beter meetbaar, maar zal vanuit officiële kant nooit hardop genoemd worden als doel op zich: de verzwakking van de eigen munt om daarmee de concurrentiepositie van Europese bedrijven te ondersteunen. Het verband tussen de relatieve omvang van de balans van de centrale banken en de wisselkoersen is de afgelopen jaren opvallend sterk geweest.
Het kan dus wel degelijk effectief zijn. Wat de ervaringen van Japan en Amerika echter hebben laten zien, is dat die effectiviteit sterk afhangt van de mate van daadkracht. Des te onverwachter en des massaler de balansverruiming, des te groter de invloed op wisselkoersen en sentiment. Qua timing kan de ECB in elk geval niet meer positief verrassen, dus dan blijft er slechts één optie over: omvang. De kans op een meevaller op dat vlak lijkt me echter uiterst klein.
(origineel gepubliceerd in het Financieele Dagblad van 21 januari 2015)
Filed under: column, Financieele Dagblad