In december 2013 kochten we een huis in Amsterdam. De notaris zei grappend dat hij op die dag ‘nog wel een gaatje’ in zijn agenda had. In werkelijkheid had hij heel wat gaten in zijn agenda. De huizenmarkt zat al twee jaar op slot, huizenprijzen stonden onder druk en het aantal woningen dat van eigenaar wisselde hield niet over. Zo had de woning die wij kochten bijna een jaar lang te koop gestaan voordat we eindelijk tot de koop durfden over te gaan. Het voelde als een grote gok: wat als die markt nog eens twee jaar verder zou blijven dalen? Zelfs mijn vader, die zijn hele leven een groot pleitbezorger voor de aanschaf van huizen was geweest, leek niet meer zo zeker van zijn zaak. Toch gedaan.
Twee jaar later en het verschil kan niet groter zijn. Toen onze buren begin deze zomer hun woning te koop zetten, rekenden ze er op dat het een maand of drie zou duren. Twee weken later moesten ze –enigszins verbouwereerd- plotsklaps zelf op zoek naar een woning, want iemand had hun huis voor de vraagprijs gekocht. Een vraagprijs waarvan wij overigens dachten: onrealistisch. De gekte is sinds die tijd alleen maar verder doorgeslagen. De helft van de woningen binnen de ring wordt momenteel boven de vraagprijs verkocht, een percentage dat zelfs niet tijdens de topjaren van 1999 en 2007werd gehaald.
Is het een zeepbel?
Is het een zeepbel? UBS –in mijn ogen een kundige partij op het gebied van vastgoedwaardering- plaatste Amsterdam onlangs op de zesde plaats van de lijst wereldwijde steden met overspannen woningmarkten. De lonen zijn de afgelopen jaren nauwelijks gestegen en dat staat op gespannen voet met de stijgende lasten die met de aankoop van een Amsterdams huis gemoeid zijn. Gevoegd bij de anekdotes van huizen die op de eerste dag al boven de vraagprijs verkocht worden, lijkt het antwoord volmondig ja. Coen Teulings daarentegen beantwoordde de vraag een maand geleden in het NRC echter met een duidelijk ‘nee’. Het beperkte aanbod van Amsterdamse koophuizen, de aantrekkelijkheid van steden in het algemeen en de lage rentestanden die er toe geleid hebben dat huizen gezien kunnen worden als een beter alternatief dan sparen: wat er nu gebeurt is allemaal goed te verklaren. Meer vraag dan aanbod, simpel.
En toch, het knaagt. Dat je op basis van alleen een eerste indruk een beslissing moet nemen waarbij vaak tonnen gemoeid zijn, kan je moeilijk normaal of wenselijk noemen. Het probleem is alleen, dat je er weinig aan kunt doen. Zolang mensen het gevoel hebben dat het nu of nooit is, dat ze anders de boot missen, zal dit soort gekte blijven bestaan: daar verandert geen hypotheekplafond iets aan. Zeepbellen: niet wenselijk, wel heel erg menselijk.
(Origineel gepubliceerd in het Financieele Dagblad van 4 januari)
Filed under: column, Financieele Dagblad
![](http://pixel.wp.com/b.gif?host=lukasdaalder.com&blog=47446380&post=12867&subd=lukasdaalder&ref=&feed=1)