Is schuld eigenlijk wel zo slecht? Afgelopen week stuitte ik bij www.voxeu.org op een stuk van ene Jaume Ventura en Hans-Joachim Voth, waar deze vraag gesteld en beantwoord werd. Dat antwoord werd eigenlijk al duidelijk aan de hand van de titel van het stuk zelf: “Debt miracle: why the country that borrowed the most industrialized first”.
In het stuk beschreven de auteurs dat de Britse overheidsschuld aan het begin van de industriële revolutie (1760-1780) een slordige 100% van het BBP bedroeg, een percentage dat tijdens de zeventig jaar die nodig waren om de revolutie te laten voltrekken, opliep tot rond de 250%. Deze stijging had verder niet al te veel met de technologische veranderingen te maken, maar hing samen met de vele oorlogen die het Britse rijk gedurende deze periode voerde.
Hoge en oplopende schuld en toch een ongekende economische bloeiperiode: het is een verrassende constatering. De auteurs gingen in hun enthousiasme echter nog een stapje verder en stelden vervolgens dat de hoge schuld zelfs als de katalysator fungeerde. De opkomst van staatsobligaties als beleggingsobject verdrukte de interesse in de traditionele beleggingen in land, waardoor landarbeiders hun baan verloren, aldus de auteurs. De letterlijke quote: “the switch to government debt pushed workers off the land”.
Het begon zo aardig…
Het begon zo aardig, komen ze met dit soort teksten. Alsof de Britten pas in 1760 serieus aan het beleggen gingen. Hadden ze in 1720 niet al de South Sea Bubble voor hun kiezen gehad? En wie waren die kopers van staatsobligaties in de veertig jaar die volgde, toen de schuld naar 100% van het BBP opliep? Verder ook geen woord ook over de agrarische revolutie die in de 18de eeuw plaatsvond en die tot een overaanbod van goedkope arbeid leidde. Nee, het was staatsschuld.
Net toen ik het stuk terzijde wilde schuiven, viel mijn oog echter op een interessante quote, waarbij een aantal karakteristieken van de industriële revolutie werden opgesomd (mijn vertaling): “Groei was relatief traag, vooral in het begin, maar technologische veranderingen vonden waarschijnlijk vrij snel plaats. (…) Winstmarges in de industrie waren hoog, maar desondanks vloeide er weinig kapitaal naar toe. Lonen bleven achter bij de productiviteitsgroei.”
Het klinkt opmerkelijk herkenbaar. Trage groei, gecombineerd met grote technologische vooruitgang, hoge winstmarges en lonen die achterblijven bij de productiviteitsgroei: is er soms nieuwe industriële revolutie gaande? Het lijkt me nog wat vroeg, maar het is in principe best mogelijk. 3D-printing, zelfrijdende auto’s, bitcoin: het zijn allemaal ontwikkelingen die de bestaande economie behoorlijk op zijn kop kunnen gaan zetten. Het is dan alleen wel te hopen dat er deze keer geen overaanbod van goedkope arbeid voor nodig zal zijn, maar dat goedkope kapitaalgoederen de rol van katalysator op zich nemen.
(origineel gepubliceerd in het Financieele Dagblad van woensdag 5 augustus)
Filed under: column, Financieele Dagblad