Wie het verloop van de aandelenmarkten dit jaar bekijkt, kan wel eens het gevoel krijgen dat alles op rolletjes loopt. De MSCI All Country Index heeft dit jaar al ruim 10% rendement opgeleverd, na een toch ook zeker niet onaardig rendement van bijna 15% in 2020. De angst dat het einde van het leiderschap van technologieaandelen, ook het einde van de bredere marktrally zou betekenen is niet uitgekomen. In februari kwam de technologiesector door de oplopende Amerikaanse kapitaalmarktrente weliswaar onder druk te staan, maar de bredere markt gaf geen krimp. Het stokje werd moeiteloos overgenomen door de financials en de olieaandelen. Dat de Nasdaq inmiddels weer met een nieuwe all-time high flirt, geeft aan dat de verkoopdruk in de technologiesector eveneens van tijdelijke aard is gebleken.
Waarom zou het ook anders? De eerste kwartaalcijfers van het bedrijfsleven zijn sterk, het cumulatieve spaaroverschot dat huishoudens de afgelopen twaalf maanden hebben opgebouwd is indrukwekkend, dus de heropening van de economie wordt er eentje die zijn weerga niet kent. What’s not to like?
What’s not to like?
Wellicht niets, maar ik zie desondanks twee thema’s die in de niet al te verre toekomst voor onrust kunnen gaan zorgen.
De eerste is de onstuimigheid van de onderliggende groeidynamiek. Groeit een economie met pak hem beet 2,5% per jaar, dan is de foutmarge voor de groei op kwartaalbasis klein. Het kan een kwartje meer of een kwartje minder zijn, meer niet, waarmee ook de onzekerheid over de winstgroei relatief beperkt blijft. Gaan we echter naar een economie die 6,5% per jaar groeit – zoals de Federal Reserve dat voor de Amerikaanse economie in 2021 voorspelt – dan mag het duidelijk zijn dat de variatie per kwartaal veel groter wordt. Dat is geen enkel probleem zolang je nog in de versnellingsfase zit, maar rond het keerpunt van de conjunctuur levert dat een grote swingfactor op, zeker voor winstcijfers.
De tweede factor is waarschijnlijk belangrijker: de onzekerheid rond het beleid van de Federal Reserve. De Fed herijkte vorig jaar haar doelstellingen, waarbij er rond de inflatiedoelstelling meer onzekerheid werd gecreëerd. De doelstelling van 2% inflatie is omgezet naar een inflatiedoel van ‘gemiddeld 2%’, wat aangeeft dat periodes van (te) lage inflatie gecompenseerd zullen worden met periodes van (te) hoge inflatie. Maar wat dat eigenlijk precies inhoudt weet niemand en dat leidt nu al tot onrust onder sommige beleggers. Des te sterker de inflatie oploopt, des te groter de kans dat deze onzekerheid ook tot de bredere aandelenmarkt zal doordringen.
Overigens is het waarschijnlijk nog wat te vroeg om je daar nu al zorgen over te maken. Eerst maar eens het openstellen van de economie en de ongekende economische rebound die daarmee gepaard zal gaan. Daarna zien we wel weer.
(Origineel gepubliceerd in het Financieele Dagblad van 28 april 2021)