Wat zijn de grootste macro-economische problemen van het moment? Aan potentiële kandidaten geen gebrek: de groeiende kloof tussen arm en rijk, de schuldenberg die als een verstikkende deken over de wereldeconomie gedrapeerd ligt, het gebrek aan investeringen door het bedrijfsleven met de tegenvallende productiviteitsgroei als uitkomst, de structurele daling van de groei, de teloorgang van inflatie en daaraan gekoppeld het verlies van effectiviteit van het monetaire beleid.
Aan problemen geen gebrek dus, maar ook aan potentiële oplossingen ontbreekt het niet. Zo gaan er stemmen op om de schulden simpelweg weg te strepen, hebben we helikoptergeld om de groei en inflatie aan te wakkeren, is de roep om het basisinkomen luider dan ooit en mocht dat niet werken dan kunnen we altijd de bankiers nog op de brandstapel gooien. Over de effectiviteit van deze oplossingen wordt eindeloos getwist, maar de belangrijkste conclusie lijkt voornamelijk te zijn dat ze niet uitgevoerd gaan worden. Politiek onhaalbaar, praktisch onuitvoerbaar, terwijl ‘peak brandstapels’ al weer een tijdje achter ons ligt.
Er is een simpele oplossing…
Het goede nieuws is dat er één simpele, elegante oplossing bestaat voor veel van de bovenstaande problemen: hogere loongroei. Een hoger loon is dé natuurlijke manier om te zorgen dat een groter deel van de koek naar arbeid en niet naar kapitaal gaat. Het maakt de armen rijker en dat creëert ruimte om schulden af te bouwen. Zet de miljarden aan liquide middelen die momenteel op de balansen van het bedrijfsleven prijken om naar lonen en moet je eens zien wat er met de consumptie en groei gebeurt! Met loonstijgingen doorbreek je bovendien de eindeloze trend van disinflatie, waarmee we eindelijk aan een normalisatie van het monetaire beleid kunnen gaan denken. Hogere lonen kunnen zelfs een prikkel zijn voor bedrijven om meer te gaan investeren en zo de lage productiviteitsgroei te keren. En ja, ik maak het wat mooier dan het in werkelijkheid zal zijn.
Er is helaas één klein probleempje: met die loonstijgingen wil het nog niet echt vlotten. Het IMF kwam vorige week met een analyse naar buiten waar de oorzaak van de structurele daling van de arbeidsinkomensquote grotendeels werd toegeschreven aan twee factoren: de concurrentie met de steeds goedkopere productiefactor kapitaal en de lage lonen landen. Beide lijken ook de komende tijd van kracht te blijven, wat de winst voor de factor arbeid aan banden legt, zo lijkt de conclusie.
Volgens mij is die conclusie echter misplaatst. Ondanks de eerder genoemde concurrentie is de werkloosheid in de leidende economieën de afgelopen jaren gedaald tot niveaus die we al lang niet meer hebben gezien. Meer vraag, minder aanbod: drie keer raden wat de prijs dan doet. Ook in de 21ste eeuw is een krappe arbeidsmarkt goed voor de onderhandelingspositie van arbeid.
(origineel gepubliceerd in het Financieele Dagblad van 24 april 2017)
Filed under: column, Financieele Dagblad